|
|
commissie eredienst
commissie eredienst
Lied van de maand
Lied van de maand april
Paastijd
633 De lichtvorst, de ontluisterde
t Jaap Zijlstra / m Orlando Gibbons – SONG 67
Voor de Paastijd hebben wij een lied van Jaap Zijlstra (1933-2015) gekozen. Het is in het Liedboek onder de categorie “Drie dagen van Pasen” opgenomen. De tekst heeft in eerste instantie een oude Engelse melodie meegekregen die wij kennen van Gezang 243 in Liedboek voor de kerken (Toen eenmaal God terneder kwam). Deze eerste versie heeft Zijlstra in 1997 gepubliceerd in zijn bundel “Van harte brengen wij U lof”. Daarna is het lied met een melodie van Christiaan Winter (1967) in Zingend Geloven 6 (vervolgbundel op Liedboek voor de kerken) opgenomen. In deze bundel schrijft Jaap Zijlstra dat de liedtekst is ontstaan op een snikhete dag. Hij trok zich in de schaduw van een notenboom terug. Toen viel hem zomaar de regel in: “De lichtvorst, de ontluisterde, verheft zijn aangezicht.”
Deze zin heeft hem dagenlang aan het werk gezet en leidde na veel geschrijf en geschrap tot dit lied met verwijzingen naar Matteüs 17:2 (de verheerlijking op de berg), de ontluistering in Marcus 14:65, Johannes 20: 1-18 (Opstandingsverhaal) en Johannes 20: 24-29 (de verschijning aan Tomas). Met deze verwijzingen is het een paaslied dat gedurende de hele paastijd gezongen kan worden. Hierbij is in het Liedboek een melodie van Orlando Gibbons (1583-1625) opgenomen.
Hoewel “lichtvorst” geen bestaand woord is, is toch meteen duidelijk dat het om een beeld van de zon gaat. Dit is al vanaf de vroegste tijd van de christelijke kerk, samen met licht, een majesteitelijke metafoor voor Christus. In de eerste regel wordt in één adem de lichtvorst ook de ontluisterde genoemd. Christus wordt gedood. Met andere woorden, de zon wordt verduisterd. Dit verwijst ook naar de zonsverduistering op het moment dat Jezus sterft. In de volgende regels wordt het met “verheft zijn aangezicht” en “breekt uit in stralend licht” Pasen. In het tweede couplet worden deze woorden herhaald en uitgebreid in de woorden “De glorie van de dageraad verleent een hof (Hof van Arimatea) zijn pracht”. De derde strofe zingt over het licht dat is opgegaan en onze steen die is gewenteld. Deze steen ontnam ons het zicht op Christus. Met de wenteling is er weer zicht op leven. In couplet 4 worden de stigmata bezongen, tekenen die naar Christus’ ontluistering verwijzen. In de laatste regels klinkt de essentie van Pasen: “onmacht heeft gezegevierd”. Gods kracht heeft zich in zwakte geopenbaard. Zoals in couplet 5 staat, kijken wij naar het levenslicht en belijden: “De Heer is waarlijk opgestaan!”
Namens Taakgroep Eredienst,
Helga Janssens-Baan
| terug
|
|
|
|
|
|